De nationale uitbraak van COVID-19 is anno februari 2023 bijna drie jaar achter de rug. Inmiddels lijkt het gewone leven de overhand weer genomen te hebben. Wat zijn de lessen die we uit de afgelopen drie jaar getrokken hebben? Wat hebben we geleerd en wat hopen we dat vanaf nu anders gaat? Daarover schreven verschillende bba-collega’s onderstaande blog.
prof. dr. ir. Atze Boerstra – over de wetenschap, samenwerking en communicatie
Er zijn veel zaken waar we van hebben geleerd, dat lijkt me duidelijk. Als je bijvoorbeeld wetenschappelijk kijkt: toen COVID-19 begin 2020 uitbrak, hebben we meteen contact gezocht met collega’s uit Hong Kong. Zij hadden namelijk onderzoek gedaan naar SARS toen dit in 2003 uitbrak in China. 70% van de besmetting was met die infectieziekte herleidbaar op groepsbesmettingen in de lucht, vooral in kleine, slecht-geventileerde ruimtes. Waarom moesten wij er dan meer dan een jaar over doen om het erover eens te worden dat ventilatie bij dit nieuwe virus ook een belangrijke rol speelt? Begrijp me niet verkeerd: ik zeg helemaal niet dat alle maatregelen waar juist wel veel op gefocust werd – handen wassen, dragen van medische mondmaskers en afstand houden – niet werken; integendeel zelfs.
Ik heb altijd geleerd dat wanneer je ergens niet zeker van bent, je er altijd vanuit moet gaan dat alle mogelijkheden reëel zijn. Bij zo’n nieuw virus ga je er dus naar mijn idee ook vanuit dat airborne-transmissie mogelijk een grote rol speelt bij de verspreiding ervan. Zeker gezien dit bij het gerelateerde virus van twintig jaar geleden ook het geval was, en omdat we weten dat dit bij de mazelen, influenza en tuberculose ook een aanzienlijke rol speelt. Veel mensen waren snel geneigd om te zeggen dat COVID-19 vooral niet airborne overbracht, ik denk niet in de laatste plaats omdat het anders te ingewikkeld wordt.
Op een gegeven moment, na zo veel brieven en vergaderingen, begin je wel het gevoel te krijgen dat je als ingenieur niet zo serieus genomen wordt in een gezondheidsdiscussie. Dat vind ik jammer. In zo veel andere gevallen – bijvoorbeeld met cholera – is allang aangetoond dat de samenwerking tussen engineers en medici juist heel effectief kan werken. De volgende pandemie moet dit echt anders. Er is veel te weinig geluisterd naar de mensen die hun vak juist heel goed uitoefenen.
Dan natuurlijk de communicatie. Meerdere malen hebben we namens tientallen en op een gegeven moment zelfs honderden wetenschappers brieven naar Rutte en de Wereldgezondheidsorganisatie gestuurd om het belang van ventilatie aan te kaarten, maar het duurde zo lang voordat we eindelijk serieus genomen werden. Tot eindelijk het vinkje bij de toespraken van Rutte verscheen. Het duurde 119 OMT-overleggen voordat het woord ‘’ventilatie’’ eindelijk aan bod kwam.
Een ander probleem in de communicatie is dat elk beroep zijn eigen taal spreekt. Engineers, doctoren, medici, politici, ga zo maar door. Wetenschappers vinden elkaar daarin ook niet altijd. Jammer genoeg, want je bent toch met z’n allen bezig om de maatschappij weer op gang te helpen. De manier van denken en implementeren speelt daarbij ook een rol. Als engineer ben je wellicht sneller geneigd om een bepaalde strategie toe te passen omdat wij nu eenmaal met minder risico ons werk uitvoeren. Maar als dokter wil je er toch wel 110% zeker van zijn dat jouw maatregel werkt, want anders kan het fataal zijn.
In die hele communicatie-discussie vind ik toch dat de overheid iets meer en een iets betere moderator-functie had mogen uitoefenen. Gewoon alle belanghebbenden bij elkaar – ook sociaal-maatschappelijk en financiële adviseurs – en dan met elkaar een volwassen discussie aangaan om samen af te wegen welke strategieën we moeten toepassen om zo snel en effectief mogelijk uit zo’n crisis te komen. Laten we hopen dat we dit in de volgende pandemie, of een van de vele crises waar we vandaag de dag mee te maken hebben, meer gebeurd.
ir. Froukje van Dijken – over scholen en subsidies
Scholen zijn natuurlijk al veel langer dan twee jaar bezig met ventilatie. We weten dat goede luchtkwaliteit de gezondheid en de leerprestaties van leerlingen aanzienlijk verbetert en dat het de besmettingskans op infectieziekten, zoals COVID-19, verkleint. Tegelijkertijd weten we ook al langer dat scholen, niet in de laatste plaats door de financiële krapte, hun luchtkwaliteit niet altijd op orde hebben.
COVID-19 was een echte katalysator die ervoor zorgde dat scholen weer wakker werden en eens naar hun ventilatiesystemen gingen kijken. En wat bleek? Die waren erg vaak niet op orde. In sommige gevallen voldeden scholen niet eens aan het Bouwbesluit. Dit zijn echt de minimale van de minimale eisen, maar COVID-19 zorgde voor drastische maatregelen. Scholen moésten in ieder geval aan het Bouwbesluit voldoen, een advies dat wij normaal gesproken nooit zouden geven.
Ook vanuit de overheid kwam er meer aandacht voor betere luchtkwaliteit in scholen. In eerste instantie was er een ventilatie-regeling, de zogenaamde SUVIS, waar scholen via de gemeente aanspraak op konden doen. Echter, dit liep niet helemaal lekker. Mede daarom heeft de overheid eind 2020 besloten om hier een hele subsidie van te maken, die scholen zelf bij de overheid kunnen aanvragen. Scholen kunnen nu tot wel 60% van de kosten om een beter ventilatiesysteem te implementeren, terugvragen via de subsidie.
COVID-19 heeft ons als bba geleerd om nog beter te luisteren naar de klant. Zelf zeggen we graag dat we mensen centraal stellen in onze opdrachten, en COVID-19 heeft ons nog maar eens duidelijk gewezen op het feit dat dit echt noodzakelijk is. Ventileren doe je niet voor de gebouwen, voor subsidies of COVID-19: ventileren doe je voor betere gezondheid, leerprestaties en minder ziekteverzuim van kinderen. Laten we dat doel niet uit het oog verliezen.
ir. Tim Beuker – over de openbaring bij evenementen
Toen de pandemie losbarstte en er niks meer kon en mocht, heeft Mojo aan bba gevraagd of wij eens konden kijken hoe ze nou een veilig evenement konden organiseren tijdens COVID-19. Wij traden in het voortraject op als ventilatie-expert en zijn toen bij een aantal gesprekken aanschoven. Uiteindelijk zijn daaruit de Fieldlab-evenementen ontstaan. Het doel van de Fieldlab-evenementen was om te kijken hoe we onder de hele strenge COVID-maatregelen een veilig evenement konden organiseren.
Concreet hebben wij als bba aan de voorkant literatuuronderzoek gedaan naar de rol van ventilatie op aerogene transmissie. Op basis hiervan zijn richtlijnen opgesteld die tijdens de Fieldlab-evenementen ook als uitgangspunt zijn genomen. Tijdens de evenementen hebben wij gecontroleerd of er inderdaad voldoende geventileerd werd voor het aantal mensen dat aanwezig was. Een van de lessen die we hieruit geleerd hebben is dat zelfs bij de Fieldlab-evenementen, maatschappelijk een super belangrijk en actueel onderzoek om de samenleving weer op gang te helpen, de ventilatie meerdere keren niet goed aanstond. Als bba weten we dit natuurlijk al van onze jarenlange ervaring in andere gebouwen, maar dat het zelfs hier mis ging…
Uiteindelijk hebben we acht Fieldlab-evenementen uitgevoerd waarbij in totaal zo’n 8000 mensen aanwezig waren. De evenementen waren onder andere bij Ziggo, AFAS Live en de finale van het Eurovisie Songfestival. In een notendop waren er nauwelijks besmettingen aangetroffen tijdens de evenementen. Bijna alle besmettingen waren terug te linken naar bijvoorbeeld besmettingen in de auto onderweg naar het evenement, maar zelden op het evenement zelf. Dan volgt natuurlijk de belangrijke vraag: welke maatregel heeft ervoor gezorgd dat er nauwelijks besmettingen plaatsvonden?
Gedurende de evenementen zijn alle veiligheidsmaatregelen afgeschaald. Bij het eerste evenement hebben we alles toegepast wat we verzonnen hadden (denk aan iedereen van tevoren testen, veel afstand, een eigen, vaste zitplaats, ventilatie aan, etc.) en bij het laatste evenement bleven er nog maar twee maatregelen over: het van tevoren testen en de ventilatie. Wat was de conclusie hieruit? Alle maatregelen zijn leuk en zeker nuttig, maar eigenlijk is testen de enige echt effectieve maatregel.
Wij waren uiteraard een beetje sceptisch bij deze conclusie, en achteraf denk ik dat we dat terecht waren. Toen de overheid uiteindelijk besloot dat de kroegen (die doorgaans niet voldoende geventileerd worden voor het aantal mensen dat er is) weer open mochten (mits mensen van tevoren gingen testen), konden we natuurlijk kijken wat nu echt de werkende maatregel was. De besmettingen liepen dat eerste weekend direct de pan uit wat ons gevoel bevestigde dat de zojuist genoemde conclusie wellicht niet helemaal de juiste was.
Al met al denk ik dat we veel hebben geleerd van COVID-19. Ten eerste dat we aerosole transmissie bij een nieuw virus gewoon altijd serieus moeten nemen. COVID-19 is niet het eerste virus waarbij we er veel te laat achter kwamen dat transmissie niet alleen via grote maar juist ook door kleine druppels plaatsvindt. Daaropvolgend natuurlijk het feit dat we ventilatie als veel effectievere maatregelen moeten beschouwen dan dat we dat voorheen gedaan hebben. Zelfs met griepgolven zou je dit in acht kunnen nemen.
dr. ir. Marije te Kulve – over maatschappelijk vastgoed en sport
Bij een specifiek project voor een gemeente hebben wij bij zo’n twintig a dertig gebouwen geïnventariseerd hoe we tijdens de COVID-19-periode toch veilig konden sporten. De uitdaging zat hem niet alleen in het vraagstuk, maar ook nog eens in het feit dat er weinig budget was. Daarom hebben we vooral gekeken naar zaken als: wat voor installaties zitten er reeds in het gebouw en wat kun je daarmee? Welke ruimtes zijn geschikt voor welke activiteiten?
Een van de doelen was handelingsperspectief te bieden, met name door laagdrempelige zaken. Denk aan C02-sensoren plaatsen die signaleren wanneer de ramen open moeten of ruimtes toekennen die zich lenen voor bepaalde activiteiten. Anderzijds hebben we ook geprobeerd om mensen bewust te maken: vaak worden ruimtes anders gebruikt dan waar ze eigenlijk voor bedoeld zijn. Er was bijvoorbeeld één geval waarbij ramen permanent dicht waren gemaakt in het kader van inbraakbeveiliging, maar dit zorgde er door het gebrek aan ventilatie wel voor dat er bijna geen luchtverversing aanwezig was.
Een extra complexiteit was het grote aanbod aan verschillende ruimtes: van gymzalen tot buurthuizen en van muziekrepetitieruimtes tot gemeentewerkplaatsen. De staat van die gebouwen verschilde ook zeer: sommige gebouwen verbaasde ons, omdat die eigenlijk best goed in orde waren, maar anderen creëerden het tegenovergestelde effect.
Uiteindelijk is er een mooi advies uitgerold waarin wij per locatie systematisch in kaart hebben gebracht wat de huidige staat van de gebouwen is, welke voorzieningen die relevant zouden kunnen zijn al aanwezig zijn en wat je hier nu mee kan om een veiligere omgeving te bieden aan de mensen die er, ook tijdens COVID-19, gebruik van willen maken.
Naast dit project wat maatschappelijk vastgoed betrof, hebben we ook gewerkt aan een opdracht voor rijksoverheid met als centrale vraag: hoe kunnen we veilig blijven sporten tijdens COVID-19? In eerste instantie hebben we een literatuuronderzoek uitgevoerd waarin we gekeken hebben naar wat de theorie zegt over ventilatie, virusoverdracht, temperatuur en dat soort binnenklimaat-gerelateerde zaken, met name met betrekking tot sporten in besloten ruimtes.
De volgende stap vond ik zelf een heel interessante: we zijn ons onderzoek toen gaan uitvoeren in een echte fysieke testlocatie. We hebben daarbij geïnventariseerd welke voorzieningen er reeds waren en hoe zich die in verhouding stelden ten opzichte van de eisen die we in het literatuuronderzoek hadden gesteld. Die eisen waren erg verschillend voor bijvoorbeeld yogalessen en spinningklassen. Middels dynamische installaties en dus die verschillende eisen zijn we tot veel interessante bevindingen gekomen. Tijdens onze testen en het monitoren hebben we gezien dat de luchtkwaliteit en de kans op virusoverdracht echt aanzienlijk verbeterden, en dankzij de dynamische installaties was het energiegebruik ook te overzien.